• doneer aan stichting HoPe

De dag begon vroeg: om kwart over zes vertrokken we met één van de HoPe-auto ‘s vanuit Cusco. Oorspronkelijk zouden we om zeven uur vertrekken maar ons eerste contact in Urubamba moest om half acht weg. Naast Walter gingen ook Oscar en Mathilde mee. Mathilde is een 26-jarige Franse vrijwilligster met een studieopdracht. Het is een vlotte meid, spreekt redelijk Spaans, is zeer geïnteresseerd in alles van HoPe maar ze rookt. Zij is pas drie dagen actief voor HoPe en is haar eerste dag in Cusco goed ziek geweest van de hoogte. Het verhaal dat rokers minder last hebben omdat ze gewend zijn aan minder zuurstof klopt dus niet. Op heen- en terugweg hadden we diverse medereizigers.

We moesten dus voor half acht in Urubamba zijn om daar 600 kg voedsel op te halen voor Patacancha. De laadbak van de auto heeft een maximaal laadgewicht van 400 kg dus dat was eigenlijk te veel. Bij het ophaalpunt, de plaatselijk sporthal, bleek de contactpersoon er niet te zijn, dus die half acht was onzin. We zijn toen maar gaan ontbijten: een lekkere empanada de carne, bijna Argentijns, en een iets mindere aanmaakkoffie. Gelukkig konden we daarna de papieren ophalen en daarna onderin de sporthal het voedsel. Iedereen heeft meegesjouwd: dozen met blikjes en zakken van 50 kg met rijst en graan. Die laatste sjouwden Oscar en een medewerker van het depot alleen. Ik heb ze met veel moeite in de laadbak van de auto goedgelegd.

Vanaf Urubamba zijn we rechtstreeks naar Patacancha gereden. Samen met een medewerker van Patacancha, Oscar, Walter en Mathilde hebben we eerst het voedsel van de auto naar de berging gebracht. Nu heb ik wel de zakken van 50 kg getild maar altijd samen met Oscar of Walter. Het viel niet tegen op die hoogte.
De nieuwe administratrice van en verantwoordelijke voor de gang van zaken in de Albergue, een jonge meid die nog niet zo lang geleden is afgestudeerd aan de segundario in Patacancha zelf, heeft Mathilde en mij nog een rondleiding gegeven door de slaapkamers, die heel netjes waren opgeruimd en zuiver. Toen ik haar een compliment maakte dat het er zo netjes uitziet en dat ik dat niet verwachtte omdat ik met de Peruaanse tafeltennisjeugd andere ervaringen heb, zag je haar groeien.

20170406 103145
Daarna hebben we een 3e klas bezocht. Ondanks dat er wel wat op Patacancha is aan te merken zag ik ook veel goede dingen. Het aantal leerlingen neemt snel toe. De klassen van de segundario zijn gemiddeld groter dan 30 leerlingen en men verwacht een nog snellere groei met wat er op korte termijn uit de primario gaat komen. Het ziet er goed verzorgd uit en de problemen tussen de jongeren die er vorig jaar waren en waarvoor Mieke, Oscar en ik nog een woord tot de kinderen hebben gericht zijn opgelost.

Na Patacancha zijn we naar boven gereden naar Chaullacocha, een route die mijn vrouw Ineke en ik ooit tijdens de laatste dag van de Lares-trek precies zo hebben gelopen. Ik kende de gehele weg nog. Onderweg hadden we in de achterbak onder andere nog een man die ergens zei dat we moesten stoppen omdat hij zijn caballo, paard, mee moest nemen. We begrepen het geen van vieren maar de hilariteit was groot toen hij achter een struik langs de weg een fiets vandaan haalde. Iedere volgende fiets was natuurlijk een caballo. In Chaullacocha hebben we bij de primario en de pronoei wat leermiddelen afgeleverd. Het is altijd leuk om de reacties van de kinderen op de materialen te zien maar ook op Walter zelf. Hij is overal ontzettend populair.

Tot zelfs Walters grote verrassing stond er tussen de schooltjes een gebouwtje van een andere ONG (in het Nederlands NGO: niet-gouvernementele organisatie). Walter mocht het embleem echter niet fotograferen, heel vreemd. Toen wij de spullen hadden afgeleverd hebben wij even gesproken met twee Peruaanse medewerkers, een Europese vrijwilligster en de directrice van de ONG, eigenlijk alleen met de laatste die tweemaal per jaar korte tijd in het dorp komt.

De ONG werkt op het gebied van hygiëne en gezondheid in Chaullacocha en een dorpje 3 kilometer verderop. Dit doen ze op basis van belonen en straffen, wat in Peru dus vaak niet werkt. Voorbeeld: als een gezin een bepaald niveau van hygiëne heeft bereikt krijgen ze een oventje. Vallen ze weer terug dan krijgen ze niets erbij maar moeten ze bewijzen dat het weer de goede kant opgaat voordat ze een douche krijgen of een vloer in huis.
Daarnaast hebben ze beide schooltjes, die wij net materialen hadden gegeven, ook voorzien van een volledige uitrusting. Dit is dus echt van de gekke, dat is de taak van onder andere HoPe.

De directrice vond overleg met andere ONG’s niet mogelijk omdat die zeer aanvallend tegenover haar staan. Overleg met HoPe had zij nog nooit gehad. Wel vroeg zij meteen om twee half afgewerkte gebouwtjes door HoPe af te laten bouwen. Zij wil het project niet uitbreiden, vindt dat je beter heel kleinschalig goed kunt werken dan groter minder kwaliteit leveren. Dat klopt wel maar je kunt je wel afvragen of zo kleinschalig nog wel werkt. Zo zijn er heel veel hele kleine ONG-tjes in en om Cusco bezig waarvan de meeste na korte of langere tijd, zonder veel resultaat, weer stoppen.

Dit was Walter zijn reactie dus ook: “Dit is dus zo’n goedbedoeld project dat nooit gaat werken.” Uiteraard hadden we op de terugweg genoeg te praten hierover.
Ik vroeg Walter nog of ONG’s geen vergunning of zo nodig hebben maar dat is dus niet zo. Iedereen die een verblijfsvergunning heeft kan zomaar beginnen. Walter heeft ooit in Urubamba gehoord dat er 49 ONG’s in de regio zijn waarvan er slechts twee goed functioneren: HoPe en een ONG op het gebied van gezondheid.
Net voor Patacancha stopten we bij een gezinnetje, waarvan Walter padrino is. Hij heeft hen ooit heel goed geholpen toen de kinderen heel jong wees werden. Reeds op de heenweg werd hij daar aangehouden en zoals altijd, daar bij dat gezinnetje, uitgenodigd om te lunchen. We kregen heerlijke forel, aardappelen, lekkere groente en verse kruidenthee na.

Verder op de terugweg stopten we nog even bij een andere school, die in het verleden deels gebouwd is door HoPe.
Ook hadden we een medewerkster van de medische post in Patacancha in de auto. Zij vertelde dat er momenteel een gezondheidsprobleempje is op de segundario in Patacancha. Drie kinderen hebben gastritis, veroorzaakt door kwalitatieve ondervoeding. Oscar neemt dit meteen in zijn werkprogramma mee zodat er afspraken worden gemaakt over voedingsadviezen aan de albergue.

In Ollanta Tambo moest Oscar nog wat regelen op het gemeentehuis. Dat ging redelijk snel. We konden echter nergens parkeren. In het hele centrum is er een parkeerverbod dat door vele agenten streng wordt gecontroleerd. Walter vindt het overdreven. Ik heb er wel iets begrip voor omdat de laatste keer dat ik samen met Oscar in Ollanta Tambo was het hele dorp vaststond. We hebben toen ruim drie kwartier op één punt helemaal stilgestaan. Uiteraard vind ik het politievertoon ook te veel. Walter mopperde er behoorlijk op.

Op de terugweg naar Urubamba straften de apu’s ons want ineens deden de ramen en de ABS van de Toyota het niet meer. Even hebben Walter en ik nog gekeken of we de zaak konden oplossen. Wij, grote technici, hahaha, vermoedden beiden dat het een kapotte zekering moest zijn maar waar zat dat ding. Terwijl Oscar wat regelde in Urubamba zijn wij met zijn drieën met de auto naar een reparateur gegaan en ja hoor: een kapotte zekering. Wij tevreden met onze scherpe diagnose en met de rekening: 5 sol, iets meer dan anderhalve euro. In Nederland en ook in Frankrijk, volgens Mathilde, begint de teller bij 30 euro. Toen we wegreden ging het acculampje branden, weer terug, gerepareerd, geen kosten. Walter heeft toen maar 5 sol fooi gegeven.
Daarna zijn we, nog steeds met drieën, teruggegaan naar het ontbijttentje en heb ik weer een koffie en een empanada de pollo op. Die was heel wat minder lekker dan de empanada de carne van de ochtend, maar die waren op.



Tegen half zes waren we terug in Cusco, vermoeid maar ook voldaan. Voor Mathilde en mij was het een bijzondere tocht: je ziet en hoort zoveel meer dan tijdens een georganiseerde of ongeorganiseerde toeristische trip. Ik heb al veel projecten van HoPe gezien en telkens weer zie ik de grote positieve bijdrage die HoPe levert aan het onderwijs in Peru. Onder andere door HoPe is Peru aan het stijgen op de wereldlijst van de kwaliteit van het onderwijs. Ooit stonden ze op de op één na laatste plaats.
Peru heeft van heel ver moeten komen en is een heel stuk verder dan in 1986, midden in de terroristische tijd, toen ik voor het eerst dit prachtige land bezocht. Nee, ze zijn er nog lang niet, er is nog heel veel te verbeteren. Dat lukt niet in enkele jaren en dat vind ik niet zo gek na bijna 500 jaar blanke onderdrukking en ook in de tijd van de Inka’s was het niet helemaal fris. Goed onderwijs is één van de voorwaarden om de mensen in dit land nog een beter leven te geven en HoPe draagt nog steeds veel bij aan de verbetering hiervan.

Mari de Graaf, 6 april 2017

...en druk enter
...en druk enter